Een nationale hulde


Al in 1884 wordt in Hoorn het idee geopperd om een standbeeld voor Jan Pieterszoon Coen op te richten. Pas negen jaar later is het eindelijk zover.


Het is een oplettende onderwijzer die in de jaarvergadering van de Hoornse Veereniging voor Volksvermaken in januari 1884 wijst op het 300ste geboortejaar van Jan Pieterszoon Coen in 1887. Hij pleit voor een blijvend aandenken voor ‘Hoorns groote zoon’. Dit plan vindt veel bijval. Maar wat moet het worden, een pomp of een fontein? Zelfs een vijftien meter hoge zuil wordt voorgesteld. Men kiest uiteindelijk voor een standbeeld ‘dat de hulde der gansche natie vertolken zal’. Niet voor het station zoals enkele stadsgenoten willen, maar op het stadsplein de Roode Steen. 
Enkele dagen voor Coen’s 300ste geboortedag wordt een Uitvoerend Comité opgericht. De trekkers in Hoorn zijn burgemeester Willem Karel Baron van Dedem, stadsheelmeester J.J. Aghina en H. Kroon Dzn, kapitein van de schutterij. Zij worden ondersteund door landelijke kopstukken als de Amsterdamse bankier en Eerste Kamerlid A.C. Wertheim en dr. H.J. Schaepman, historicus en lid van de Tweede Kamer. In elke provincie worden subcommissies opgericht en van Assen tot Middelburg wordt geld ingezameld voor het monument.