Onthulling


De onthulling van het standbeeld op 30 mei 1893 is een nationale aangelegenheid. Het is twee dagen lang feest in Hoorn.


Op 30 mei 1893 rijdt er een speciale trein van Amsterdam naar Hoorn. De passagiers zijn louter hoogwaardigheidsbekleders; ministers, Eerste en Tweede Kamerleden, hoge militairen en belangrijke figuren uit het bedrijfsleven en de culturele wereld. Allemaal willen ze de onthulling van het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen bijwonen. Op het stadsplein de Roode Steen voegen ze zich bij de notabelen uit de stad en de regio. Koningin-Regentes Emma en de jonge prinses Wilhelmina laten zich verontschuldigen. Ze zijn in het buitenland.  Op de Roode Steen staan tribunes en is een erepoort opgesteld. Overal wapperen vlaggen.     
Na tal van toespraken gaat eindelijk het doek van het beeld. Een hoerageroep vult het plein, marineschepen in de haven vuren saluutschoten af. Hoorn heeft een monument waar het ‘terecht zoo trotsch op kan zijn. Maar ook het Moederland en de kolonie mogen daarmee geluk worden gewenscht’ aldus oud-burgemeester Karel Willem Baron van Dedem, die inmiddels Minister van Koloniën is.  
Het is twee dagen lang feest in Hoorn, compleet met bal en de opvoering van het toneelstuk ‘Uit Coen’s leven’. Er is een harddraverij en een geïllumineerde gondelvaart door de stadsgrachten, die wordt afgesloten met een groots vuurwerk. 
Het eens zo glorieuze Hoorn staat weer op de kaart, met dank aan Coen.